Spelregels

Algemene spelregels

Het spel begint door te ’tossen’. De winnaar van badmintonveldde tos heeft het recht te beginnen met de eerste service of een kant van het veld te kiezen.

Een partij badminton bestaat uit twee gewonnen games van 21 punten. Bij de stand van 20-20 wordt er doorgespeeld tot er een verschil is van 2 punten, als dit niet gebeurt, wordt er door gespeeld tot 30. Het spel kan dus eindigen met een maximum van 29 tegen 30 punten.
Wie twee games wint, is de winnaar van de partij.

Als het 1-1 is, wordt er een derde en beslissende game gespeeld. Na elke game en halverwege de 3e game wordt van speelveld gewisseld. De winnaar begint de volgende game met de service.
Er wordt onderhands geserveerd naar het veld schuin tegenover het vak van waaruit wordt geserveerd. Tijdens het serveren mag je racket niet hoger komen dan je middel. Tevens moet de service met één vloeiende beweging geslagen worden.

De shuttle wordt over het net heen en weer geslagen (een rally). Zodra de shuttle op de grond komt, wordt het spel gestopt. Er wordt dan gekeken of de shuttle binnen of buiten de lijnen valt. Wanneer de shuttle op de lijn valt is de shuttle in. Als de shuttle op de grond komt door een fout van de serverende partij, gaat de service over naar de andere partij en krijgt die partij een punt. Als de fout gemaakt is door de tegenpartij, krijgt de serverende partij een punt en mag deze partij blijven serveren.

Badminton kent de volgende fouten:

  • een speler slaat de shuttle buiten de lijnen (uit)
  • de shuttle valt in het eigen veld (een speler mist de slag)
  • een speler slaat de shuttle in het net
  • een speler raakt de shuttle meer dan één keer, tenzij het in eenzelfde beweging is
  • een speler raakt de shuttle met zijn lichaam
  • een speler raakt het net aan, voor de shuttle op de grond gevallen is
  • een speler slaat de shuttle terug voor die boven het eigen veld is
  • een speler staat op een lijn bij het serveren (voetfout)
  • een speler slaat de service in het verkeerde vak
  • een speler serveert voordat de tegenspeler klaarstaat.
  • bovenhands opslaan
    • een speler serveert en het blad komt boven het middel voordat de shuttle het blad verlaten heeft.
    • een speler serveert en de shuttle raakt het blad boven de hand waarmee de speler serveert.
  • de shuttle raakt tijdens een rally niet tot het speelveld behorende objecten (plafond, palen links/rechts van het speelveld)

Wanneer de scheidsrechter niet zeker weet of hij de goede beslissing neemt, kan hij een let geven. Dit betekent dat het punt overnieuw wordt gespeeld. Dit komt voor wanneer het bijvoorbeeld niet duidelijk is of de shuttle in of uit was en wanneer niet duidelijk was of de tegenstander klaarstond (zo niet, dan een let).

Single (Enkelspel)

De single (ook wel enkelspel genoemd) wordt op een lange, smalle baan gespeeld. Voor de breedte gelden de binnenste lijnen, voor de lengte de achterste lijn. De score tijdens een game loopt zowel bij dames en heren tot 21. Men heeft één servicebeurt per persoon; maakt de serveerder/serveerster een fout dan gaat de service naar de tegenstander en kan hij of zij punten maken. Er kunnen zowel punten gemaakt worden door de serverende als de ontvangende partij. Bij een even aantal punten wordt geserveerd uit het rechter serveervak, bij een oneven aantal uit het linker vak.

Dubbel en mix spel

Bij het gemengd dubbel spelen een man en een vrouw samen.

Net als bij singlen hebben beide partijen één servicebeurt. Na elk gewonnen punt moet het serverende koppel van serveervak wisselen. Wordt in de servicebeurt een fout gemaakt, dan gaat de servicebeurt over naar de tegenstanders. De service wordt bij 0 of een even aantal punten vanuit het rechter, en bij een oneven aantal punten vanuit het linkerserveervak gegeven. Als de wedstrijd begint dan staan de dames altijd rechts.

De regels gelden ook voor de mannen en vrouwen dubbel.

Bij de dubbel en de mix speel je met een breed en lang veld. Alleen bij de service mag de shuttle niet verder komen dan de 1e achterlijn. (deze lijn is hier groen)

Soorten shuttles

 

Er bestaan 2 soorten shuttles die we gebruiken bij badminton.

Nylon shuttles en veren shuttles.

 

Nylon shuttles gaan (veel) minder snel stuk dan veren shuttles.

Een nadeel is wel dat ze minder nauwkeurig zijn (ze vallen niet altijd

op dezelfde plaats wanneer je dezelfde kracht gebruikt).

De snelheid van nylon shuttles kan niet worden aangepast en daarom zijn er 3 snelheden verkrijgbaar:

  • snel / koud / rood
  • medium / normaal / blauw
  • traag / warm / groen

 

Veren shuttles bestaan uit zestien ganzenveertjes. De veren zijn bevestigd met een stukje kurk waarvan de doorsnede ongeveer 2,5 – 2,8 cm is. Over het stukje kurk zit een klein, dun lapje leer.

Het nadeel van veren shuttles is dat er snel een veer beschadigd wordt. Door een beschadigde veer zal de shuttle minder snel gaan. Het voordeel van veren shuttles is dat ze, wanneer ze intact zijn, een zeer nauwkeurige vluchtbaan hebben. Door de veren aan het uiteinde te “knakken” (ombuigen) kun je de snelheid van de shuttle instellen.

Slagtechnieken

Clear

Een verdedigende slag. De shuttle wordt hoog gepakt en hoog naar het achterveld van de tegenspeler gespeeld.

Smash

Een aanvallende slag. De shuttle wordt hoog gepakt en met hoge snelheid naar beneden geslagen.

Lob

Een verdedigende slag. De shuttle wordt laag gepakt en hoog naar het achterveld van de tegenspeler gespeeld.

Dropshot

Een aanvallende slag. De shuttle wordt van achteren hoog gepakt en kort over het net gespeeld. Dit kan met een boogje zijn, maar ook directe slag naar het net.

Netdrop

Een aanvallende slag. De shuttle wordt van voor kort over het net gespeeld. Dit is altijd met een boogje. Deze slag wordt vaak netdrop genoemd.

Drive

Een aanvallende slag. De shuttle wordt van de zijkant van het veld met een zijdelingse beweging snel over het net geslagen.

De Service

De service is heel belangrijk in badminton.

Een service is goed als:

  • Deze onderhands geslagen wordt
  • Deze diagonaal in het juiste tegenoverliggende speelvak wordt gespeeld.
  • De serveerde niet op of tegen de lijnen staat
  • De serveerder met beide benen op de grond staat.

Onderhands: Wanneer het gehele blad van het racket duidelijk zichtbaar is beneden de gehele hand van de speler.

Het is heel belangrijk dat je je racket goed vast houdt.